Extra ondersteuning bij TNL deel 1 en 2

De leesdelen 1 en 2 zijn hier beschikbaar in een aangepaste vorm. De pagina's zijn voorzien van ondersteunend commentaar. Deze mini-handleiding wil u op weg helpen daarbij. Dat gaat bij deze eerste twee delen heel eenvoudig.

Kies voor leesdeel 1a. Als u vervolgens kiest voor pagina 1.2 komt u bij het onderstaande scherm:

Op deze en volgende pagina's wordt steeds een pagina van het boek afgebeeld, met de bijpassende instructie rechts in beeld.

Het bijzondere bij deze pagina 1.2. is dat hier een verhaal bij verteld moet worden. Dat verhaal hebben we hieronder opgenomen.

Technisch zal er bij het gebruik maken van dit programma vermoedelijk verder geen enkele moeilijkheid zijn.

Iedere les zal ongeveer 20 tot 25 minuten kunnen duren. Het aantal pagina's wat per les doorgewerkt kan worden varieert sterk. Doe het vooral heel kalm aan. Blader bij een volgende les snel weer door de al bekende pagina’s heen. Die pagina’s dan nog even weer zien is prima, ze opnieuw doen hoeft niet echt. Een bijzondere lastigheid kan natuurlijk altijd nog weer even genoemd worden.

En dan natuurlijk nog dit:

De techniek van deze twee delen mag eenvoudig zijn, maar de afhandeling moet wel perfect passen binnen de structuur van TNL. Raadpleeg daarom de documentatie voor leesouders en vrijwilligers, zodat u goed weet welke punten er allemaal spelen bij het doorwerken van deze pagina's. En pas daarna aan de slag!

Het verhaal

Zoals gezegd moet er bij pagina 1.2 (meteen aan het begin van deel 1 dus) een verhaal verteld worden om een aantal begrippen aan te reiken. Dat verhaal staat op de volgende pagina. We adviseren u om die pagina even af te drukken en bij de hand te hebben als u met deel 1 begint.

In het verhaal hieronder gebeuren wonderlijke dingen. Het zijn zeker niet allemaal de meest waarschijnlijke gebeurtenissen. Maar de leerling zal een minimum aan begrippen mee moeten krijgen en meteen moeten (her)kennen om een goede start met de methode te maken. Het moet steeds om tweeklanken gaan. De mogelijkheden zijn daardoor zeer beperkt! Ons advies: probeer er met het verhaal toch het beste van te maken. Het hoofddoel is dus: de begrippen op de volgende pagina's van het leesdeel moeten meteen worden herkend!

De inhoud van het verhaal:

Op deze bladzijde zie je wat plaatjes. Ik ga je daar een verhaal over vertellen. Het verhaal begint hier, bij het eerste plaatje (aanwijzen). Daarom staat daar een 1 onder (aanwijzen).

Het verhaaltje gaat verder bij het volgende plaatje (aanwijzen), dan bij dit plaatje (aanwijzen). Dan gaat het verhaal verder op de volgende regel (aanwijzen), enzovoort.

Terwijl ik het verhaal vertel, wijs ik het plaatje aan, waar het in het verhaal over gaat.

Er was eens een meisje dat eef (aanwijzen) heette. Haar broer heette aat (aanwijzen). Op een keer, vroeg in de morgen, werd er hard op het raam van hun slaapkamer geklopt. Eef werd wakker. Het geklop werd luider en luider. “Aat, wakker worden” riep eef. “Hoor eens wat een lawaai!”.

Ze deden het licht aan (aanwijzen). Aat liep naar het raam, keek naar buiten en riep: “hee eef, een aap (aanwijzen) op het dak !” Zullen we met hem gaan spelen? Kleed je vlug aan.” Maar toen de aap hen zag, rende hij weg. Eef en aat holden achter hem aan.

De aap verdween in een korenveld vol met aren (aanwijzen). Voorzichtig keken ze door de aren heen en zagen de aap zitten. Eef plukte een aar (aanwijzen) en hield hem voor de aap. De aap werd nieuwsgierig. Hij rook aan de aar, maar liep toen weg. “Hij lust geen aar” zei eef. “Wat doen we nou?”

“Ik weet wel wat” zei aat. “We vangen een vis voor hem. Dat vindt hij vast wel lekker.” Aat maakte een vishengel van een stok, een touw en een ijzerdraadje. Hij deed een stukje brood als aas (aanwijzen) aan het haakje en gooide de hengel uit in de sloot. Een aal (aanwijzen) had het aas al snel gezien en beet er in. Aat haalde de aal op de kant.

Maar waar was de aap nou? Nergens was hij meer te zien! Toen gingen aat en eef maar naar huis toe. “Wat een avontuur!” riep moeder, toen ze alles hadden verteld. En ‘s avonds aten ze de aal (aanwijzen).”


Benoem de plaatjes nog een keer apart en stel eventueel vragen om te ontdekken of de betekenis van de woorden duidelijk is, vooral bij aas, aar, aal en aan. Zoek eventueel aanvullende plaatjes en voorwerpen die de betekenis van de woorden kunnen verduidelijken. Het woord aar is bijvoorbeeld vaak niet bekend. U kunt bijvoorbeeld een echte aar laten zien, of een aar op een broodverpakking.

Afdrukken